Bloedonderzoek
Een manier om via bloedonderzoek te kijken of de overgang een rol speelt is het bepalen van het FSH (Follikel Stimulerend Hormoon). Als de eierstokken minder oestrogeen maken, krijgt de hypofyse (een klier in de hersenen) een seintje waarop extra FSH wordt gemaakt. Dit FSH stimuleert de eierstokken om meer oestrogeen te maken.
Als bij bloedonderzoek de waarde FSH verhoogd is en er klachten zijn die bij de overgang passen, dan kan een diagnose worden gesteld. Toch is dit niet altijd betrouwbaar. Omdat het oestrogeen in de eerste fase van de overgang nog erg schommelt, kan in die periode een laag FSH worden gemeten, terwijl de klachten toch op een beginnende overgang wijzen.
Naast het FSH wordt soms ook een bepaling van het oestrogeen gedaan. Bij vrouwen rond de overgang is deze waarde laag.
Bloedonderzoek en de pil
Voor vrouwen die de pil slikken en dus geen eigen cyclus meer hebben, is een bloedonderzoek niet zinnig. De hormonen van de pil maken de bloeduitslagen onbetrouwbaar. Pas wanneer je minimaal twee maanden gestopt bent met de pil, heeft het zin om bloed te prikken op hormonen.
Vruchtbaarheid
Wat betreft de vruchtbaarheid betekent een hoog FSH betekent dat je minder tot niet meer vruchtbaar bent.
Conclusie over bloedonderzoek
Bloedonderzoek heeft in veel gevallen geen toegevoegde waarde. Het totale plaatje maakt vaak wel duidelijk wat er aan de hand is. Als je geen baarmoeder meer hebt, dan kan bloedonderzoek misschien helpen om duidelijkheid te krijgen.
Wel kan het soms zinnig zijn om met behulp van bloedonderzoek ander oorzaken uit te sluiten zoals schildklierproblemen, bloedsuikerafwijkingen of andere afwijkingen van de hormonen of vitaminetekorten. Klachten hiervan kunnen deels lijken op overgangsklachten.
Hormoondaling en klachten
De hoogte van het hormoon FSH en oestrogeen is overigens niet bepalend voor de mate van klachten. Er is geen verband tussen de waardes, dus een kleine daling in het oestrogeenlevel bijvoorbeeld kan zowel geen, weinig of veel klachten geven.